Noot bij uitspraak Hoge Raad telefoons en krediet
J.M. van Poelgeest, noot bij uitspraak Hoge Raad 13-6-2014 (telefoons en krediet) JOR 2014/206 (ECLI:NL:HR:2014:138)
In deze zaak gaat het om een prejudiciële vraag waarin de vraag aan de orde is of een telefoonabonnement inclusief toestel, moet worden aangemerkt: (i) als koop en verkoop op afbetaling in de zin van art. 7A:1576 e.v. BW; (ii) als krediettransactie in de zin van de Wck; (iii) als kredietovereenkomst in de zin van art. 7:57 BW. Tevens komt in deze uitspraak de Wft aan de orde.
In dit verband is ook een andere uitspraak van de Hoge Raad van februari 2016 van belang: ECLI:NL:HR:2016:236. Zie hierover ook de noot (JOR 2016/127).
In deze zaak gaat het om de vraag wat de (civiele) gevolgen zijn van de in de telecomsector aangeboden telefonieabonnementen in combinatie met een mobiele telefoon voor een all-in prijs. Veelal zal er sprake zijn van vernietigbaarheid en/of het "niet van kracht zijn geworden van de overeenkomst". In de praktijk betekent dit dat de consument de telefoon (in de huidige staat) terug moet geven en dat de consument niet hoeft te betalen voor het deel van het abonnement dat betrekking had op de telefoon of dat de consument recht heeft op teruggave van het bedrag dat zag op de telefoon.
Tevens is voor wat betreft de Wet op het financieel toezicht van belang dat de telecomaanbieders in overleg zijn geweest om te komen tot een gedragscode in verband met het consumentenkrediet dat door deze sector wordt aangeboden; Kamerbrief stand van zaken voorstel gedragscode telecomsector. Uit een brief van 13 april 2016 van de minister volgt dat er geen vrijstelling komt voor de telecomsector. Ook de telecomsector zal dus moeten voldoen aan de Wet op het financieel toezicht. Het uitgangspunt is dat als er krediet wordt verstrekt voor een telefoon de aanbieder van dat krediet een vergunning nodig heeft van de AFM. Ook zal de aanbieder zich aan diverse gedragsregels moeten houden.
Ook zijn er diverse gevolgen voor de distributieketen. Indien er wordt bemiddeld in krediet is daarvoor in beginsel ook een vergunning nodig en zijn gedragsregels van toepassing. De bemiddelaars zouden bijvoorbeeld de distributie zo kunnen inrichten dat gebruik kan worden gemaakt van een vrijstelling van de vergunningplicht voor goederenkrediet (artikel 6 Vrijstellingsregeling Wft). Belangrijk daarbij is dat de bemiddelaar dan niet mag adviseren over het krediet.
Een uitspraak na de HR uitspraak van 13-6-2014 is de volgende: ECLI:NL:RBGEL:2014:7699. In deze zaak is sprake van een telefoonabonnement inclusief toestel (iPhone 4S) tussen een telecomaanbieder en consument, waarbij de vordering van de telecomaanbieder is gekocht.
Daarnaast is nog van belang dat een beroep op de consumentenbeschermende kredietbepalingen in strijd kan zijn met de redelijkheid en billijkheid. Zie hierover Hof Den Haag, 5 september 2017 , ECLI:NL:GHDHA:2017:2465.
In dit verband is ook een andere uitspraak van de Hoge Raad van februari 2016 van belang: ECLI:NL:HR:2016:236. Zie hierover ook de noot (JOR 2016/127).
In deze zaak gaat het om de vraag wat de (civiele) gevolgen zijn van de in de telecomsector aangeboden telefonieabonnementen in combinatie met een mobiele telefoon voor een all-in prijs. Veelal zal er sprake zijn van vernietigbaarheid en/of het "niet van kracht zijn geworden van de overeenkomst". In de praktijk betekent dit dat de consument de telefoon (in de huidige staat) terug moet geven en dat de consument niet hoeft te betalen voor het deel van het abonnement dat betrekking had op de telefoon of dat de consument recht heeft op teruggave van het bedrag dat zag op de telefoon.
Tevens is voor wat betreft de Wet op het financieel toezicht van belang dat de telecomaanbieders in overleg zijn geweest om te komen tot een gedragscode in verband met het consumentenkrediet dat door deze sector wordt aangeboden; Kamerbrief stand van zaken voorstel gedragscode telecomsector. Uit een brief van 13 april 2016 van de minister volgt dat er geen vrijstelling komt voor de telecomsector. Ook de telecomsector zal dus moeten voldoen aan de Wet op het financieel toezicht. Het uitgangspunt is dat als er krediet wordt verstrekt voor een telefoon de aanbieder van dat krediet een vergunning nodig heeft van de AFM. Ook zal de aanbieder zich aan diverse gedragsregels moeten houden.
Ook zijn er diverse gevolgen voor de distributieketen. Indien er wordt bemiddeld in krediet is daarvoor in beginsel ook een vergunning nodig en zijn gedragsregels van toepassing. De bemiddelaars zouden bijvoorbeeld de distributie zo kunnen inrichten dat gebruik kan worden gemaakt van een vrijstelling van de vergunningplicht voor goederenkrediet (artikel 6 Vrijstellingsregeling Wft). Belangrijk daarbij is dat de bemiddelaar dan niet mag adviseren over het krediet.
Een uitspraak na de HR uitspraak van 13-6-2014 is de volgende: ECLI:NL:RBGEL:2014:7699. In deze zaak is sprake van een telefoonabonnement inclusief toestel (iPhone 4S) tussen een telecomaanbieder en consument, waarbij de vordering van de telecomaanbieder is gekocht.
Daarnaast is nog van belang dat een beroep op de consumentenbeschermende kredietbepalingen in strijd kan zijn met de redelijkheid en billijkheid. Zie hierover Hof Den Haag, 5 september 2017 , ECLI:NL:GHDHA:2017:2465.
![]()
|