Voorwaarden voor topping up onder het depositogarantiestelsel
M. Kuilman en J.M. van Poelgeest, Voorwaarden voor topping up onder het depositogarantiestelsel, Bedrijfsjuridische berichten 2009, p. 212-214.
Inleiding
In Nederland bestaat een depositogarantiestelsel dat beoogt depositohouders te compenseren als een bank niet in staat is te voldoen aan haar verplichtingen die voortvloeien uit deposito’s. Op grond van het Nederlandse depositogarantiestelsel zijn bepaalde deposito’s, zoals spaargelden, die onder andere door consumenten op bankrekeningen zijn geplaatst, gegarandeerd tot een bedrag van € 100.000 per persoon. Op het moment dat een bank niet meer aan haar verplichtingen ten opzichte van haar depositohouders kan voldoen, kan De Nederlandsche Bank N.V. ("DNB") het depositogarantiestelsel van toepassing verklaren en zullen de depositohouders hun vorderingen voldaan krijgen tot een bedrag van € 100.000.
Onder het Nederlandse depositogarantiestelsel vallen onder meer banken met hun statutaire zetel in Nederland. Daarnaast is het voor bijkantoren van banken uit een andere lidstaat mogelijk zich aan te sluiten bij het Nederlandse depositogarantiestelsel indien het depositogarantiestelsel van het land van herkomst beperkter is dan het Nederlandse depositogarantiestelsel. Dit wordt ook wel "topping up" genoemd omdat het Nederlandse depositogarantiestelsel een aanvulling vormt op het stelsel van de lidstaat van herkomst. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Icesave; een Nederlands bijkantoor van de IJslandse bank Landsbanki Islands hf.
Onder meer uit het rapport inzake Icesave dat betrekking heeft op de bevoegdheden van DNB ten opzichte van Icesave, is gebleken dat de bevoegdheden van DNB om op te treden tegen Icesave beperkt waren. Dit vloeit voort uit het beginsel van "home state control" dat erop neerkomt dat het in beginsel de toezichthouder van de lidstaat van herkomst – in dit geval IJsland – is die toezicht houdt op het bijkantoor. De toezichthouder van de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd, houdt in beginsel slechts toezicht op de liquiditeit van het bijkantoor en heeft ook slechts bevoegdheden met betrekking tot de liquiditeit van het bijkantoor. Dat DNB nauwelijks bevoegdheden had om op te treden tegen Icesave en dat DNB ook geen mogelijkheden had om toetreding van een bijkantoor tot het Nederlandse depositogarantiestelsel te voorkomen of voorwaarden te stellen, is als een tekortkoming aangemerkt.
In Nederland bestaat een depositogarantiestelsel dat beoogt depositohouders te compenseren als een bank niet in staat is te voldoen aan haar verplichtingen die voortvloeien uit deposito’s. Op grond van het Nederlandse depositogarantiestelsel zijn bepaalde deposito’s, zoals spaargelden, die onder andere door consumenten op bankrekeningen zijn geplaatst, gegarandeerd tot een bedrag van € 100.000 per persoon. Op het moment dat een bank niet meer aan haar verplichtingen ten opzichte van haar depositohouders kan voldoen, kan De Nederlandsche Bank N.V. ("DNB") het depositogarantiestelsel van toepassing verklaren en zullen de depositohouders hun vorderingen voldaan krijgen tot een bedrag van € 100.000.
Onder het Nederlandse depositogarantiestelsel vallen onder meer banken met hun statutaire zetel in Nederland. Daarnaast is het voor bijkantoren van banken uit een andere lidstaat mogelijk zich aan te sluiten bij het Nederlandse depositogarantiestelsel indien het depositogarantiestelsel van het land van herkomst beperkter is dan het Nederlandse depositogarantiestelsel. Dit wordt ook wel "topping up" genoemd omdat het Nederlandse depositogarantiestelsel een aanvulling vormt op het stelsel van de lidstaat van herkomst. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Icesave; een Nederlands bijkantoor van de IJslandse bank Landsbanki Islands hf.
Onder meer uit het rapport inzake Icesave dat betrekking heeft op de bevoegdheden van DNB ten opzichte van Icesave, is gebleken dat de bevoegdheden van DNB om op te treden tegen Icesave beperkt waren. Dit vloeit voort uit het beginsel van "home state control" dat erop neerkomt dat het in beginsel de toezichthouder van de lidstaat van herkomst – in dit geval IJsland – is die toezicht houdt op het bijkantoor. De toezichthouder van de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd, houdt in beginsel slechts toezicht op de liquiditeit van het bijkantoor en heeft ook slechts bevoegdheden met betrekking tot de liquiditeit van het bijkantoor. Dat DNB nauwelijks bevoegdheden had om op te treden tegen Icesave en dat DNB ook geen mogelijkheden had om toetreding van een bijkantoor tot het Nederlandse depositogarantiestelsel te voorkomen of voorwaarden te stellen, is als een tekortkoming aangemerkt.
|